Maar dan moet je eerst wel in Phnom Penh komen. Er is altijd een bus te vinden (nou ja, bus, minibus). Maar ik was in Kampot al een paar keer een treinspoor overgestoken, dus ik wou toch eens proberen om met de trein te gaan. Bovendien had ik in Cambodja nog niet in een (echte) trein gezeten. Dus als er een gelegenheid zou zijn, wou ik die niet voorbij laten gaan.

En ja, er ging een trein! Eén per dag. Om 4 uur ‘s middags. Doet er 4 uur over. Ja, je moet er wat voor over hebben. Terwijl de bussen redelijk op tijd gaan, is dat met de trein heel anders. Ze lieten ons rustig nog een halfuur op het perron wachten voordat het boemeltje een keer kwam aankakken. Het boemeltje had maar twee wagons, plus nog een vrachtwagon. Het interieur deed heel huiskamerlijk aan met een vloerkleed, een ‘normale’ wc (niet een metalen schaal) en levensgrote airco’s (die je normaal in huis ophangt). 4 per wagon. Met als gevolg dat het stervenskoud was in de trein. Dan is het weer te warm, dan is het weer te koud, het is ook nooit goed in Cambodja 😂

Dat Cambodja een land in ontwikkeling is wordt nog eens te meer duidelijk in de trein. De rails liggen allesbehalve recht (je wiebelt alle kanten op) en de spoorwegovergangen worden, als ze dat al worden, bewaakt met handmatige slagbomen en stewards met rode en groene vlaggen. Sommige wissels moeten handmatig omgezet. En zo wiebelden we in rustig tempo richting Phnom Penh.

De hoofdstad van Cambodja was zo’n beetje alles wat ik ervan had verwacht. De huizen zijn over het algemeen niet superluxe en de straten zijn best smerig. Maar gelukkig kon ik slapen in een vegan hostel. Voor een keer hoefde ik niet het menu uit te pluizen of er niet heel toevallig ergens melk of ei in zit.

De volgende dag deed ik een tour door de stad (en net buiten de stad) met een tuktuk (natuurlijk met een tuktuk!). De verschillen tussen de stadsdelen konden niet groter. Het ene moment rijd je door vervallen en armetiere straatjes, het volgende moment rijd je over mooi geasfalteerde wegen met indrukwekkende gebouwen.

Een brug en een veerboot over de Mekong later stonden we op Silk Island. Blijkbaar is dat dé plek waar Cambodjaanse zijde wordt gemaakt, want ik kreeg nog een rondleiding door een zijde’fabriek’. Waar zijde met de hand geoogst en geweven wordt. Weet je trouwens dat zijde niet vegan is? Mij werdt uitgelegd en getoond hoe rupsen hun cocons weven en hoe daar de zijde van wordt geoogst. Van de geoogste cocon komt het niet meer tot een vlinder want de cocon wordt in kokend water gegooid, vanuit waar deze geoogst wordt. Het arme dier in de cocon? Die overleeft dat niet. Zo zit je met de neus op de feiten.

En zo is er zomaar weer een (bloedhete) dag voorbij. Dag twee heb ik me nog in het hostel vermaakt, waar ik me tegoed heb gedaan aan (vegan) komboecha. In Cambodja. Ik heb nog overwogen om de Killing fields te bezoeken, waar de historie van de gruweldaden van Pol Pot te zien valt. Maar ik besloot om dat niet te doen. Ik wil mijn ogen er niet voor sluiten, maar ik weet van de geschiedenis, ik heb genoeg verhalen gehoord. Ik hoef daar niet heen om het allemaal heel erg te lopen vinden. En zoals Paulus schrijft: “Schenk aandacht aan … wat deugdzaam is en lof verdient“

En dat was Cambodja! Ik kreeg een warm onthaal in Siem Reap met prachtige tempels en omgeving. In Battambang met een bamboetrein en vriendelijke gezichten. In Osoam met prachtige natuur en chaos in de organisatie. In Koh Kong met een paradijselijk bamboehutje. En zo draag ik heel Cambodja (waar ik nog niet de helft van gezien heb) in mijn hart mee.

En nu wordt dat warme onthaal mij te warm en is het tijd om verder te gaan.

Eén reactie op “Komboecha in Cambodja”

  1. Nel Noppe schreef:

    Zielig verhaal over die rupsen. Ik snap goed dat je niet in zijden gewaden terugkomt uit Cambodja.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *