Mijn vorige avontuur eindigde in Koh Kong. Het lijkt al weer een eeuwigheid geleden dat ik daar was, maar op het moment van schrijven nog geen week geleden.
Ik had eerst het plan opgevat om naar een klein dorpje in de buurt van Sihanoukville te gaan. Sihanoukville is naar verluidt verpest door Chinese investeerders, die de stad hebben volgebouwd met lelijke wolkenkrabbers. Veel Cambodjanen waren het daar niet mee eens en zijn een kleine nederzetting begonnen in de buurt. Een van de accomodaties daar heet – heel passend – ‘Done Right’. Dat wou ik wel eens zien. Maar ja, hoe kom je daar? Met de bus naar… waar? En dan een taxi? Hoe regel je een taxi? En weet je, eigenlijk had ik helemaal geen zin (meer) om dat helemaal te gaan uitzoeken. Het was ook veel te warm om na te denken.
Mijn reservering bij Done Right heb ik geannuleerd. En overwegende de hitte in Cambodja (tussen 9 en 4 kan je praktisch niks meer doen vanwege de hitte) had ik het ook wel even gehad. Ik besloot om zo snel mogelijk naar Phnom Penh te reizen en dan door naar Vietnam, of misschien wel terug naar Europa waar het koel is. Who knows?
Maar er stonden nog een aantal plaatsen op mijn planning. Het eiland Koh Rong (Rong, niet Kong!) en z’n kleine broertje Koh Rong Sanloem, Kampot en dus Phnom Penh, de hoofdstad. Beslissingen moesten gemaakt en één van die beslissingen was om uiterlijk de eerste week van april het land te verlaten. Dat gaf mij nog twee week voor mijn plannen. Eilanden en stranden in Zuid Oost-Azië had ik nu wel gezien, dus Koh Rong (Sanloem) werd geschrapt. Kampot scheen wel de moeite waard te zijn. Dus reisplan: Koh Kong – Kampot – Phnom Penh – wegwezen.
Tyrus en Sidon
Om in Kampot te komen moest ik eerst wel met de bus naar Sihanoukville. De stad die door de Chinezen was verpest. Ik wou het toch een keer zien. Ik kwam ’s avonds in het donker aan en… op zich had het ook wel wat. Wolkenkrabbers, neon verlichting, brede straten, Chinese teksten overal… Niet een stad waar ik te lang wilde blijven, maar wel een stukje ervaring. Maar de stad was heel vermoeiend en het hostel was goedkoop, maar er was echt helemaal niks te beleven.
Aangezien Sihanoukville de uitvalsbasis is voor de twee eilanden en aangezien ik er toch was, besloot ik last-minute weer mijn plannen te wijzigen. Ik had nog iets van twee week, en zo lang wou ik toch niet in Kampot en Phnom Penh blijven. Dus een paar nachten op een eiland… ja dat kon nog wel. Misschien was het daar wel iets koeler? Dus weer een hotel geannuleerd. Met de speedboot werden we naar Koh Rong Sanloem gevaren. Of nou ja, gevaren, bijna gevlogen! Maar geen ritje om zeeziek van te worden (zoals van Chumphon naar Koh Tao in Thailand).
Koh Rong Sanloem
Sanloem is het minst ontwikkelde eiland van de twee, dus dat trok mij wel aan. Het uitzicht was wel weer schitterend! Wat ik er vooral aantrof waren heel veel Britten. Op zich niks mis mee, maar ik had gehoopt iets meer authentieke Cambodjaanse cultuur te zien. En bovendien was het ook weer veel te warm, dus ik heb twee dagen bij mijn hostel rondgehangen voordat ik met de speedboot weer terug ging naar de verdorven stad. Dat ritje had wel wat meer zeeziekte-potentie. En droog hield ik het deze keer ook niet. Nat van het buiswater, maar met een glimlach op mijn gezicht stond ik een halfuurtje later op de wal. Wel lekker afgekoeld. Ik deelde een tuktuk met een jongedame uit Canada (die Cambodja, Vietnam én Laos even in 4 weken wou doen… succes daarmee!) naar de bushalte. Zij ging naar Phnom Penh en ik naar Kampot.



En toen de bus naar Kampot. De eerste kilometers de stad uit hadden we prima wegdek, maar plots bevonden we ons op een typische ‘highway’ van een ontwikkelingsland: geen asfalt, wel zand, veel kuilen en stenen. En een hoop stof. De laatste kilometers hadden we dan wel weer een fatsoenlijke weg en toen waren we ook zomaar in Kampot!
Kampot
Ik had al eerder een hostel geboekt in Kampot en die zou ik bijna weer reserveren, tot ik me plots besefte dat een Belgische kerel (die ik ontmoette in Siem Reap) mij een fantastisch plekje had aangeraden. In Kampot dus. En dat was een heerlijk plekje net buiten de stad, aan de rivier. Ik had er niet heel veel spijt van dat ik uiteindelijk daarvoor gekozen had. Alleen de buren hadden hun muziek niet zo luid hoeven zetten.
Kampot is op zich wel een gezellig stadje, maar ik heb vooral de omgeving verkend. De eerste dag met de kajak eropuit. Al peddelend voer ik tussen de palmbomen door, tot ik in wat minder schoon water voer. Toen moest ik mezelf een weg peddelen tussen de plastic flessen, bierblikjes, gedumpte meubels en andere zooi door. En aan de putlucht te ruiken, was het water ook niet het schoonste van de wereld. Gelukkig zijn er douches…
Dag twee heb ik de mountainbike gepakt en peddelde ik op het heetst van de dag naar de stad. Eerst maar een ijskoffie scoren. Daarna naar de kapper, want de boel hing er weer verwilderd bij. Ik kon gaan zitten en zonder wat te vragen pakte meneer de tondeuse en begon de zijkantjes op te scheren. Ik denk dat er telepathie in het spel is geweest, want dat was precies wat ik wilde. Voor de baard moest hij nog wel even overleggen. Met handen en voeten kon ik uitleggen dat ik getrimd wilde worden en niet geschoren. Dat ging gelukkig goed. En zo kon ik weer netjes voor de dag komen.
In de buurt was ook een ‘mount’, dus die wou ik even bekijken. Dus ik op de fiets daarheen, langs halfverlaten zandweggetjes. Nou, deze mount valt zelfs in het niet bij de Vaalserberg, dus of het nou echt de moeite waard was? Maar het was wel even lekker om gewoon een keer weer een rondje te fietsen. En je ziet toch wat van de omgeving!






De hitte speelde me hier iets minder parten, maar het was alweer 1 april, dus zonder grappen en grollen werd het tijd om koers te zetten naar Cambodja’s hoofdstad.
Wij strepen Cambodja ook af. Te warm. Van je verhaal alleen al krijg ik het benauwd.
Jammer ook dat het lastig blijkt om een authentiek gebied te zien. Misschien een poosje een jeepje huren?