Ja, ik moest nog wat flinke einden fietsen. Hoewel de Faeröer eilanden (in totaal) qua oppervlakte niet groter zijn dan een halve gemiddelde Nederlandse provincie, liggen de overnachtingsmogelijkheden best ver uit elkaar. Hemelsbreed misschien niet, maar ja, er liggen allemaal bergen tussen. Daar kan je niet omheen. Of nou ja, daar moet je dus wel omheen. En op de fiets betekent dat een flinke training voor de beentjes en voor de conditie.

Van Vágar fietste ik twee eilanden verder naar Eysturoy (Oostereiland). De dichtstbijzijnde camping was in Elduvík. Dus daar ging ik dan. Eerst een flinke klim tegen de wind in. Poeh, dat was even pittig. Maar voor ik het wist zat ik al op een derde van de route, bij mijn favoriete tankstation. Toen een stuk naar beneden en voor de wind. Voor ik het wist zat ik al bijna op de helft. Maar toen begon mijn zitvlak te protesteren en kreeg ik de wind tegen. Man, wat was ik op den duur klaar met die wind!

Anyhoo, nog flink wat kilometers. Een tankstation, een supermarkt en een tunnel later kwam ik in het dal van mijn camping. Nog een paar pittige hoogtemeters. En daar fiets je dan, alleen met je fiets, de prachtige bergen en rotsen en alleen een enkele voorbijganger of tegenligger. De stilte is oorverdovend. Of is dat toch de kneiterharde wind?

In Elduvík vond ik de ‘camping’. Een parkeerplaats voor campers en een superklein drassig veldje vol met schapenkeutels, waar je blijkbaar je tent kon opzetten. Het was koud, maar gelukkig lag het dorpje niet vol in de wind. Nam niet weg dat het ‘s nachts niet bijster warm was, zelfs niet met drie lagen aan en een slaapzak om in mijn 3 seizoenentent.

‘s Ochtends was het zondagochtend en er stond een klein kerkje in het dorp. Nou had ik ergens gehoord dat de Faeröers behoorlijk christelijk waren. Dus ik had me voorgenomen om, als er een kerkdienst zou worden belegd, deze bij te wonen. Niet om er iets van te kunnen verstaan, maar vooral om op te warmen 😂. Maar helaas, de enige die bij de kerk te vinden was, was de vrouw die elk uur de klokken luidde. Maar ook zij zal elk uur weer teleurgesteld huiswaarts gekeerd zijn; weer niemand die aan haar oproep gehoor gaf om de gezamenlijke bijeenkomst niet te verzuimen.

Ik moest nog wel wat tijd rekken, want op mijn volgende bestemming kon ik pas om 2 uur ‘s middags inchecken. Nu was er een wandel’pad’ naar het nabijgelegen dorpje. Ik had zo berekend dat ik dat wel in 2 uur heen en terug kon doen. En dat lukte. Het is wel typisch Scandinavisch hiken daar op de Faeröer; soms is er een soort van pad, soms moet je maar zien hoe je van paaltje naar paaltje komt. En soms zijn er niet eens paaltjes. Klauteren over stenen, springen over stroompjes, aan de reling hangen om bij een rotswand langs te komen… Inderdaad! Veel leuker dan die aangeharkte paadjes in Nederland!

Warm kreeg ik het er in ieder geval wel van. Nu nog één horde naar het volgende dorpje Gjógv. Met de fiets een berg trotseren. 400 hoogtemeters. Is niks, maar wel met 10kg bagage achterop en niks anders in mijn mik dan 3 droge bolletjes. Stap voor stap, kilometer voor kilometer, haarspeldbocht voor haarspeldbocht, uitwijkplaats voor uitwijkplaats. Zo duurde het een goede anderhalf uur om boven te komen. En binnen 5 minuten stond ik weer beneden. 10 over 2, wat een timing weer!

Als je zo bezig bent met overleven op de fiets vergeet je soms te genieten van het uitzicht. En foto’s te nemen… Maar het is wel heel bijzonder om zo langs en over de besneeuwde berghellingen te fietsen!

In Gjógv verbleef ik een een (iets te duur) hotel, met voortreffelijk eten. Wat een contrast met mijn tentje op een schapenstrontveldje! Om de spierpijn tegen te gaan en mijn spieren wat doorbloeding te geven, en omdat ik toch op wereldreis ben, deed ik nog even een flinke klim met de benenwagen. Lekker weer langs het randje van een klif. Deze keer wel foto’s gemaakt.

En toen werd het weer zo’n beetje tijd om mijn fiets in te leveren in Tórshavn. Maar het punt op de Faeröer eilanden is: er zijn niet heel veel wegen. En die wegen zijn soms ook heerlijk gemoedelijk smal. Typisch voor zo’n klein ‘hyggelig’ landje. De enige weg naar dit dorpje toe… nou ja, dat was dus via die pukkel die ik met moeite opgeklommen was. Gelukkig was het daarna relatief vlak en moest ik het laatste stukje met de bus. Bovendien was de klim van deze kant minder stijl (of leek dat alleen maar zo omdat ik wind mee had en deze keer wel genoeg eten mee en in me had?).

Ja het laatste stukje moest met de bus, want ik moest een tunnel door. De enige tunnel met een rotonde erin – onder de zee! En de enige tunnel op de Faeröer waar je niet mag fietsen. Gelukkig kan je altijd de fiets meenemen in de bus, dus zo ben je wel snel weer in de hoofdstad.

Ik was ergens blij dat ik de fiets weer kon inleveren, dan was ik daar niet meer de hele tijd aan gebonden. Aan de andere kant begon in er net een beetje schik in te krijgen met dat fietsen. Tja..

Nou ja, nog een halve week om te bussen en te wandelen, voordat ik naar IJsland vaar. Daar vertel ik de volgende keer meer over!

2 reacties op “Petti fyri petti”

  1. Karel Schaftenaar schreef:

    Het blijft interessant,op afstand kun je er wel moe van worden, maar wat een prachtige natuur.

  2. Nel Noppe schreef:

    aha, hier wordt de fiets ingeleverd. info die ik eerder, of eigenlijk dus later, want ik las de volgende blog eerder, miste. gelukkig is mijn geheugen in orde.
    je maakt de volgens jou rustige Faeröer tot een intens gebied, door alle bulten heen en terug, links om rechtsom, lopend en fietsend te bedwingen.
    je verstaat de kunst van het genieten en laat mij meegenieten.
    dank daarvoor!

Laat een antwoord achter aan Karel Schaftenaar Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *